13 december 2018

Troebelheid: een van de hoofdconclusies van de Agenda voor de Toekomst en T2015

Slib in het Schelde-estuarium is een belangrijk onderwerp voor zowel Nederlandse als Vlaamse beheerders. Een hoger slibgehalte zorgt namelijk voor troebeler water, wat op zijn beurt weer leidt tot een verminderde groei van algen in het water. Algen zorgen voor de productie van biomassa door fotosynthese. Ze worden gegeten door andere organismen en vormen zo de basis van de voedselketen in het estuarium.

Scheepvaart op de Schelde.
Foto: Anita Eijlers

Slibconcentraties

De afgelopen jaren is de troebelheid toegenomen. In beperkte mate in de Westerschelde, in sterkere mate in de Beneden-Zeeschelde en de Boven-Zeeschelde. Eén van de verklaringen is het storten van baggerspecie. De sterkte van dit effect is afhankelijk van de locatie in het estuarium. Het is nu zaak om de opgedane kennis te vertalen in maatregelen die de troebelheid weer verlagen.

Westerschelde

Schip ligt aangemeerd in de haven, naast een kade met een grote hijskraan.

Het gebaggerde slib uit de havengebieden in de Westerschelde wordt teruggestort in de Westerschelde. Dat gebeurt in de daarvoor speciaal aangewezen stortzones. Die zijn vastgelegd in de betreffende vergunningen. De stortzones bevinden zich voornamelijk in het westelijk deel van de Westerschelde. Op de slibconcentraties in het meest oostelijk deel van de Westerschelde zijn ook de stortingen in de Beneden-Zeeschelde van invloed.

Er zijn onvoldoende meetgegevens om vast te stellen in welke mate het terugstorten van slib effect heeft op de troebelheid en doorzicht in de rest van de Westerschelde. Voor het opstellen van een volledige slibbalans is het van belang om ook te kijken naar de hoeveelheid slib die de monding uitwisselt met de Westerschelde.

Beneden-Zeeschelde

In de Beneden-Zeeschelde wordt het gebaggerde slib stroomopwaarts van de belangrijkste baggerlocaties gestort. Die zone heeft van nature al een hogere slibconcentratie vanwege het samenspel van het zoute water uit zee en het zoete water vanuit de rivier. Dat speelt in elk estuarium. Uit de analyse van de metingen blijkt dat de intensiteit van het terugstorten van slib medebepalend is voor de slibconcentratie. Wanneer er intensief gestort wordt, verhoogt dat de slibconcentratie.

Het terugstorten van slib in de Beneden-Zeeschelde beïnvloedt ook het slibgehalte in de Boven-Zeeschelde. Stroomafwaarts storten lijkt een gunstig effect te hebben op het slibgehalte in de Boven- en BenedenZeeschelde. Daartoe wordt sinds kort een nieuwe stortlocatie benut: de Ketelputten. Verder onderzoek moet uitwijzen of ook grensoverschrijdende stortingen naar het oostelijk deel van de Westerschelde een oplossing kunnen zijn.

Boven-Zeeschelde

De troebelheid in de Boven-Zeeschelde wordt in belangrijke mate gestuurd door de aanvoer van zoetwater en het fijne sediment dat daarin zit. Na periodes met grote neerslag wordt slib richting de zee verplaatst. In droge periodes is de getijdenwerking die slib stroomopwaarts transporteert overheersend. Verder onderzoek moet uitwijzen wat de gevolgen zijn van (door klimaatverandering langer wordende) periodes met lage bovenafvoer, in het bijzonder voor de ecologie. Een minimaal gegarandeerde bovenafvoer zou welkom zijn, maar de vraag is of dat realistisch is.

Grafiek met de troebelheid van Vlissingen tot aan Dendermonde. Doorheen de jaren stijgt de troebelheid verder landinwarts naar waardes tot 300 mg/l.

Grafiek 

Deze grafiek laat de sedimentconcentratie in het water zien (mg per liter). Van links naar rechts is de verandering in de loop van de jaren te zien, van boven naar beneden de concentratie op verschillende plaatsen langs het estuarium. Sinds 2009 zijn meer lichte kleuren te zien in de Zeeschelde en in het oostelijk en westelijk deel van de Westerschelde. Dat betekent dat de sedimentconcentratie daar is toegenomen.

Kans op een hypertroebel systeem

Een omslag naar een hypertroebel systeem, zoals in het Duitse deel van het Eems-estuarium, heeft grote gevolgen voor het fysisch en ecologisch functioneren van een estuarium. Daarom is de afgelopen vier jaar veel inspanning geleverd om te begrijpen wat een hypertroebel estuarium is, hoe het ontstaat, wat er in de Eemsrivier is gebeurd en of er een risico is dat die omstandigheden zich ook in de Zeeschelde voordoen. De eerste resultaten laten zien dat de Zeeschelde waarschijnlijk minder vatbaar is voor een systeemomslag zoals in de Eems. Maar het kan nog niet helemaal worden uitgesloten. Daarom wordt het onderzoek verder voortgezet.

Andere hoofdconclusies uit de Agenda voor de Toekomst en T2015:

De conclusies over Sediment, Zoetwater, Natuur en Scheldemonding kunt u lezen op deze pagina van de VNSC. Deze conclusies zijn eerder gepubliceerd in het Scheldemagazine. Het Scheldemagazine is digitaal te bekijken via de website van issuu.